Op de planken met Nabil
Bij het vallen van de eerste sneeuw spreken we Nabil Barssa. Deze goedlachse Ninovieter is bezeten door theater en schrijft zelf ook theaterstukken. Zijn inspiratie haalt hij uit het leven. Als meesterobservator kijkt hij graag naar wat er in de wereld rond hem gebeurt.
En daaruit put hij ook de kracht om verbindend te werken. Want wanneer je goed kijkt, zie je volgens Nabil vooral heel erg veel overeenkomsten. Een gesprek over theater maken, goed om je heen kijken en hoopvol zijn voor de toekomst.
Nabil, bedankt voor je tijd. Vertel eens: wie is Nabil Barssa?
“Ik ben afkomstig van Marokko, groeide op in de buurt van Tanger. Na mijn studies in Marokko en Spanje, kwam ik in 2011 in België terecht. Na een tijd in Brussel gewoond te hebben, verhuisde ik naar Ninove. Ik woon hier ondertussen acht jaar, en zou niet willen ruilen voor een andere stad. Brussel is een mooie stad, maar voor mij veel te druk. Het rustige karakter van Ninove ligt me veel beter. Je hebt hier ook een sterker gemeenschapsleven. Ninove leeft echt en daar kan ik van genieten. Ik ben een fiere Ninovieter.”
Je bent helemaal in de ban van theater. Hoe is dat zo gekomen?
“Toen ik in Brussel woonde, liep ik op een dag op goed geluk Gemeenschapscentrum De Markten binnen. Daar liep een theaterproject voor anderstalige nieuwkomers. Geknipt voor mij dus (lacht). Dat was eigenlijk mijn eerste contact met theater. Ik speelde nadien in verschillende producties mee. Die ervaringen met theater waren voor mij ook erg belangrijk om Nederlands te leren. Een van die stukken waarin ik meespeelde was bijvoorbeeld ‘Ik Speel Nederlands’, een grappig verhaal over de liefde. Ik heb steeds geïnvesteerd in lessen Nederlands, maar er is nog een verschil tussen wat je op de schoolbanken leert en wat je leert van echte interacties met mensen. De theatergroep was een heel diverse maar ook heel leuke groep mensen, met veel van hen heb ik nog steeds contact. Zulke contacten zijn van even groot belang als de schoolse lessen. De nood aan contact met mensen uit zich trouwens ook in mijn job. Ik werk als leefgroepbegeleider bij MPC Sint-Franciscus in Roosdaal. Een intense job, die ik met heel erg veel liefde doe.”
Je geeft je theaterpassie ook graag door aan jongeren?
“Dat klopt. Voor Gemeenschapscentrum De inck in Anderlecht schreef ik samen met een groep jongeren de voorstelling 'Chocomousse'. Die gaat vooral over hoe elk kind zijn eigen verhaal te vertellen heeft. Daarbij was ook aandacht voor de soms gewrongen situatie waar kinderen zich in kunnen bevinden wanneer ze in hun thuissituatie bepaalde zaken niet kunnen bespreken, terwijl die op school wel besproken kunnen worden. Een heel inspirerende ervaring. Het is prachtig om te zien hoe de jongeren daar helemaal in opgingen.”
Je werkte samen met enkele grote namen uit de theaterwereld?
“Ja, al klinkt dat straffer dan het is (lacht). Ik werkte met regisseur Ivan Vrambout aan het project Petit Espace, in Brussel. Een humoristisch maar tegelijk ook confronterend stuk over samenleven in een grootstad als Brussel. En met Hans Van Cauwenberghe werkte ik mee aan de muzikale theatervoorstelling C’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter, dat we ook opvoerden in De Plomblom. In dat opzicht heb ik inderdaad een hele weg afgelegd waar ik best trots op ben. Sinds corona staat mijn spelen op een laag pitje, en ik moet zeggen dat ik de planken wel mis.”
Je projecten gaan heel vaak over cultuurverschillen en de absurde situaties die daaruit voort kunnen komen?
“Wanneer je om je heen kijkt, zie je heel vaak dat er veel onbegrip is tussen mensen, vaak ook door slechte of verkeerde communicatie. Ik herinner me een voorval in een supermarkt in Ninove. Een man sprak een vrouw aan, maar deze antwoordde niet. De man in kwestie werd boos en verweet de dame dat ze een raciste was. Maar de dame had de man eigenlijk nog niet gezien. Toen ze zag dat hij tegen haar aan het praten was, ging ze met haar hand in haar handtas en haalde er een hoorapparaat uit. Dat zet die situatie direct in een ander daglicht. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat écht racisme in onze samenleving schaarser geworden is. Veel problemen komen voort uit een zeker onbegrip, mensen lijken ook permanent in een soort defensieve modus te zitten. Dat komt – denk ik – omdat mensen geen vragen meer durven stellen aan elkaar en dus eigenlijk elkaar soms niet begrijpen.”
En dat is volgens jouw de sleutel om elkaar beter te begrijpen?
“Natuurlijk. Toen ik net in België was, zag ik de Heilige bloedprocessie in Brugge. Ik kende het niet, maar zag dat sommige mensen tot tranen toe bewogen waren. Hetzelfde geldt voor het Ninoofse carnaval. Ik stel dan altijd veel vragen om te begrijpen wat de kern van zulke zaken is, om te begrijpen waarom het mensen zo emotioneert en raakt. Door er meer over te weten te komen, zie ik nu perfect waarom het van belang is om zulke culturele manifestaties in ere te houden. Door de juiste vragen te stellen, leer je elkaar beter kennen. En dat werkt in twee richtingen. Door vragen te stellen, zie je soms ook het absurde in van bepaalde standpunten en overtuigingen en ga je ook je eigen overtuigingen bijstellen.”
En wanneer keer je terug naar de bühne?
“Hopelijk heel snel. Ik heb enkele leuke ideeën in mijn hoofd die ik nog aan het verkennen en uitwerken ben. Wanneer het zover is kom ik zeker terug naar De Plomblom (lacht).”